Verhalen

Yildiz Gies

Onverwacht

Op een nacht, eentje van klotsend water in het maanlicht, groepsgesprekken, zandkorrels tussen de tenen en onverwachte herenigingen met vertrokken vrienden, doofden de lichtjes en stopte de muziek zonder dat we het merkten. Ik eindigde met mijn rokje op mijn enkels terwijl ik me verwonderde over hoe het licht van de brug weerkaatste op mijn plas, dat een riviertje vormde in de voegen tussen de keien op de pier. Het verdween in de Waal en spoelde aan. Met mijn ogen tot spleetjes geknepen probeerde ik te zien waar. Wankelend trok ik mijn rokje traag omhoog.

Eenmaal uitgeplast stapten mijn vriend en ik onder de volle maan op onze fietsen. Over de dijk en door de velden trapten onze door alcohol verdoofde beentjes ons onder de sterrenhemel door. We namen de mooie weg. Zonder lichten en zonder passanten. Langs het kerkje van Persingen. We hoorden niets. De lucht was koel, af en toe voelden we een warme stroom langs onze oren. We praatten over verwondering. Het was lang geleden dat ik zo door de nacht had gefietst. Toen ik nog in de kroeg werkte, misschien.

Daar was een jongen met wie ik een moeizame band had. Ik wantrouwde zijn enthousiasme. Net te open, net te vlot gebekt, net iets te veel grapjes en net te brutaal. Veel te luid. Soms gedroeg hij zich zo clownesk en lachte zo hard om zijn eigen grappen, dat ik overprikkeld en woest mijn schelp dichtklapte. Op een dag kregen we ruzie. Hij had mijn afstandelijkheid lang ondergaan, maar die dag was het blijkbaar klaar. Die middag brak hij onder mijn kille houding. Er verschenen tranen in zijn ogen van frustratie. Vlak daarna kwam hij trillend tot ontploffing. 

Toen kwam ik er achter dat ook hij gevoelens had. Op het kantoor van de kroeg waar we samen werkten, moest het worden uitgepraat. Hij toonde emoties waarvan ik niet wist dat ik in staat was die bij iemand los te maken. Elke dienst had hij er meer en meer tegen opgezien met me te werken. Daar op het kantoor zag ik hoe hij tussen duim en wijsvinger de laagjes optimisme afpelde en ik kwam er achter dat ik dat, precies dat, nodig had om hem te respecteren. Ik verafschuwde de persoon die ik was geworden onder zijn alles doorklievende energie. 

Tot dat moment, hadden mensen altijd mijn grensposten stapvoets benaderd. En was galopperend op een losgeslagen paard door mijn slagbomen geraasd. Ik voelde me geïntimideerd en had daar niet mee om weten te gaan.

Na ons gesprek op kantoor bewonderde ik de manier waarop hij me sindsdien tegemoet trad. Hartelijk en geïnteresseerd. Hij had besloten dat het conflict en mijn voor hem pijnlijke ijskoude houding verleden tijd waren. Dat was dat. Aan de bar zat ik sindsdien schuldbewust en beschaamd naast hem van mijn naborrel te nippen en nam me voor een beter mens te worden.

Niet lang na deze escalatie stopte ik om andere redenen met mijn werk in de kroeg. Sindsdien had ik hem niet meer gezien. 

Nu, midden in de nacht, in de gitzwarte schaduw van het kerkje, hoorde ik ineens mijn naam. Het kwam vanuit de berm. Verbaasd stopten we op het punt waar niemand iets te zoeken had en waar we niemand zagen. We tuurden in de richting van het geluid. “Ik herkende je stem” zei de schim. 

Daar stond hij, in het duister, in zijn eentje aan het water. De lens van zijn camera gericht op de sterrenhemel. Een jointje in zijn hand. Alsof het de normaalste zaak van de wereld was dat we elkaar daar, in niemandsland troffen, verwelkomde hij ons in zijn universum en vertelde hij over licht, sluitertijd en sterrenstelsels. Hij richtte de laser van zijn camera op de hemel en wees ons sterren aan. Even viel het stil. “Hierom draait alles” zei hij zacht. Als ik van iemand niet verwacht had dat hij ver na middernacht zijn spulletjes zou pakken om in zijn eentje in niemandsland uren naar de hemel te staren, dan was het wel van hem. 

Met zijn drieën stonden we nu in het vochtige gras. “Kijken jullie wel eens naar de nacht?” vroeg hij. Ik zei ja.

Eenmaal thuis zat ik op het bankje voor het huis. Het was niet waar, besefte ik. Ik luister vaak naar de nacht. Maar kijken, nee, dat had ik inderdaad al lang niet meer gedaan.